Doekje voor het bloeden
Verzekeraars zetten nu, samen met verschillende belangenbehartigers, regelingen in de steigers om te komen tot ‘schikkingen’ (beter: compensaties / tegemoetkomingen) te komen om de schade door niet transparante kosten en premies met een relatief geldbedrag voor de polishouders acceptabel te maken. Op de valreep: juridische procedures werden tot het uiterste gelengd en vlak voor de eindstreep, van het ontstaan van jurisprudentie, werd dan zogenaamd een resultaat bereikt. Zogenaamd: want nog steeds is het zo dat tenminste 90% van de bereikte polishouders, deelnemers, nog akkoord moet gaan. Vele mensen zijn het zat en kijken straks tegen een minimale pleister tegen het bloeden aan.

De weg kwijt
Per regeling valt er nog wel het één en ander op te merken. Zo zijn per verzekeraar en polistype de oorzaken van de woekerpolis-schade niet altijd het zelfde. Een doorgeslagen bonuscultuur en kaders van opzettelijke misleiding komt echt niet bij elke verzekeraar voor. Dergelijke nare verschijnselen sluipen als het ware in het bedrijf, worden een systeemonderdeel. De betrokken verantwoordelijken denken er ook mee weg te kunnen komen. Al gaande is men de weg kwijtgeraakt en normaal gaan maken wat niet normaal is. ‘Verzekeren’ is en blijft in de kern een heel eenvoudig iets: alleen kun je de risico’s niet aan, daarom vorm je een groep en als er wat met iemand gebeurt heb je samen een (spaar)pot om met elkaar het slachtoffer te helpen. Buiten de groep premiebetalers en schadegerechtigden zijn er geen andere belanghebbenden.

‘Mijn glas, loopt ras’
Bijvoorbeeld de Nationale-Nederlanden. De roots van Nationale-Nederlanden liggen in het Nederland van de 18e eeuw. Regionale fondsen werden toen opgericht om mensen van bepaalde dorpen, beroepsgroepen, maar ook weduwen en wezen te verzekeren tegen tegenslag. Vele hadden een zinspreuk in hun naam. Zoals het Begrafenisfonds ‘Mijn glas, loopt ras’. Vele, kleine, maatschappijen zijn in de loop van de 19e en 20e eeuw overgenomen door Nationale-Nederlanden. Zoals bijvoorbeeld de ‘Hollandsche Societeit van Levensverzekeringen’ uit 1807. Dit was de eerste maatschappij die gebruik maakte van wetenschappelijk berekende sterftetafels en premies. Twee bedrijven hebben de Nationale-Nederlanden gevormd: ‘De Nederlanden van 1845’, een brandverzekeraar uit Zutphen en de ‘Nationale-Levensverzekering-Bank’, opgericht in 1863 in Rotterdam. In 1963 fuseerden deze twee, waarbij de combinatie van een stevige binnenlandse positie en een grote internationale ervaring maakte dat Nationale-Nederlanden de grootste verzekeraar van Nederland werd.

Groter en groter
Het nieuwe bedrijf moest zich blijven wapenen tegen de concurrentie. Ondanks buitenlandse overnames, met name in de Verenigde Staten was versterking op de binnenlandse distributiemarkt noodzakelijk. Die werd gevonden in 1991 toen Nationale-Nederlanden fuseerde met de NMB Postbank Groep om een geheel nieuwe vorm van financiële dienstverlener te creëren: Internationale Nederlanden Group (ING). In de eerste jaren werden internationale banken overgenomen, later volgden ook verzekeraars. In korte tijd had ING een sterke positie verworven met internationaal aanzien. Nationale-Nederlanden bleef onder haar eigen naam actief.

Too big to fail
Tijdens de kredietcrisis kreeg ING in 2008 een lening van de Nederlandse staat waarna zij door de Europese Commissie werd gedwongen de bank- en verzekeringsactiviteiten te splitsen. Sinds 2 juli 2014 is het nieuwe NN Group N.V. beursgenoteerd aan Euronext in Amsterdam, waarvan Nationale-Nederlanden het Nederlandse onderdeel is. In 2017 nam NN Group Delta Lloyd over en zijn de activiteiten in Nederland en België samengegaan. NN Group is met de merken Nationale-Nederlanden, NN, ABN AMRO Insurance, Movir, AZL, BeFrank en OHRA actief.

Het belang bepaalt de mening
Met het groter worden kwamen er meer belanghebbenden op het speelveld. Aandeelhouders, met een verre afstand van de verzekerden. De overheid, de ‘staat’, als verantwoordelijke voor het toezicht op het gedrag en de financiële weerbaarheid van de verzekeraars. De vraag is waar het belang van de verzekerden is gebleven? Zoals nu bij de zogenaamde schikkingen? Er wordt gesproken over zogenaamd grote bedragen aan compensaties. Maar hoe relatief is het als de totale som van aan schadevergoedingen vergelijkbaar is met een bonusuitkering aan wat directeuren? Wie betaalt de rekening en waar komt het geld eigenlijk vandaan?

Horen, zien en zwijgen óf zelf even rekenen
De ouderwetse verzekeraar spaart zijn pot bij elkaar door de inleg van de verzekerden. Maakt wat kosten en keert schades uit. Blijft er wat over dan wordt de winst voor een deel gereserveerd voor mogelijk hele grote tegenslagen, de rest van de winst wordt weer onder de verzekerden verdeeld en uitgekeerd als winstdeling. Bij de grote jongens gaat dat anders. Het verdwenen woekerpolisgeld is zogenaamd weg. De aandeelhouders zijn anoniem, de bonussen als ‘rechten uitgekeerd’, de rechtsprocedures tot het uiterste gerekt zonder dat er recht is gesproken en iedereen is er moe van. ‘De staat’ staat er bij er kijkt er naar. Tenzij, ……. men er toe komt zelf te bepalen hoe men zelf kan nadenken. Als men zelf even gaat rekenen: hoeveel geld is er weg? Waar is het gebleven? Waar komt het geld voor de schikkingen werkelijk vandaan? Wat gaat er gebeuren als men wederom in staat is om te zeggen ‘Draagt Elkanders Lasten’, als men een eigen Financieel Verbond vormt? ‘Terug naar af’.

Dé vraag
Stel dat het geld voor de zogenaamde schikkingen niet afkomstig is van degenen die echt van ‘het woekeren’ hebben geprofiteerd, maar in werkelijkheid wél van alle polishouders die daarom hogere premies moeten betalen en minder in de winst kunnen delen. Is het dan niet zo dat met de zogenaamde schikkingen, die nog helemaal niet rond zijn, er juist nog meer woekerpolissen bij gaan komen? Kwestie van even rekenen.

Zo kun je meedoen:
Aanmelden Financieel Verbond